Cholesterol

Wat is cholesterol?
Cholesterol is een vetachtige stof die het lichaam in principe zelf kan maken en is niet in water oplosbaar. Zo'n 80 tot 90% wordt ook daadwerkelijk door het lichaam zelf gemaakt. Men dient een onderscheidt te maken tussen LDL en HDL oftewel Low Density en High Density Lipoproteine. Op zich hebben we dan ook nog VLDL, hetgeen betekent Very-Low Density Lipoproteine. De term Low of High Density heeft te maken met de hoeveelheid vet. Vet op zich is zeer licht en drijft op water. Hoe meer vet, hoe minder eiwit en hoe zwaarder. De hoeveelheid cholesterol in een lichaam kan men procentueel ongeveer als volgt verdelen: 75% LDL, 20% HDL en 5% VLDL. Een verhoogd cholesterol gehalte zegt niet zo veel. Belangrijk is te weten welke cholesterol verhoogd is.
Ondanks dat er aan cholesterol een slechte naam kleeft is het voor ons lichaam absoluut noodzakelijk omdat het als bouwstof wordt gebruikt.

Cholesterol speelt een rol bij de opbouw van celwanden en bij de hormoon- en galproductie.

Bij de verwerking van cholesterol staat de lever centraal. Hij haalt de cholesterol uit de Lipoproteine en verpakt ze dan weer in andere Lipoproteine, waarna hij deze Lipoproteine via de bloedbaan weer het lichaam instuurt (VLDL). Wat er niet gebruikt wordt aan VDLD blijft in de bloedbaan en wordt wederom omgezet in LDL. LDL en HDL deeltjes worden door de lever weer opgenomen. Onder normale omstandigheden behoort de lever het evenwicht tussen opname en afgifte van cholesterol te reguleren.
Als iemand veel te veel verzadigd vet eet of aan bepaalde ziekten lijdt zoals onder andere diabetes dan kan dat evenwicht makkelijk verstoord raken.
Naast cholesterol dat wij uit voeding binnen krijgen, krijgen we ook cholesterol binnen via de galzuren, die wij nodig hebben voor de vertering.
Binnen 24 uur passeert er ongeveer 2 gr cholesterol onze darmen, waarvan de darm ongeveer 0,80 gram opneemt. Wat de darm niet op kan nemen scheidt hij uit via de ontlasting. Daarom is het cholesterol in de voeding van beperkte invloed op het cholesterolgehalte in het bloed.
Als er een te hoog cholesterolgehalte is dan wordt gesproken van Hypercholesterolemie. Is er een te hoog vetgehalte in het bloed dan spreekt men van Hypertriglyceridemie. De afwijking waarin beiden ondergebracht zijn heet Dyslipidemie.

Wanneer is er sprake van een verhoogd cholesterol?
Daar dacht men volgens de Codex Medicus van 1972 heel anders over dan op dit moment.
In 1972 was een niveau van 7,8 veilig. Thans is dat 5. Op het moment dat deze grens werd bijgesteld verscheen juist het middel Zocor op de markt. Het op de markt brengen van een geneesmiddel ging samen met het medisch-wetenschappelijk bijstellen van de cholesterolwaarden.
Cholesterolverlagende middelen zijn ronduit slecht voor de lever.
Er zijn onderzoekers die sterk in twijfel trekken of cholesterolverlaging het risico op hart-en vaatziekten danwel beroerten verminderen.

Uit allerlei mogelijke studies kwam naar voren dat een hoog cholesterolgehalte geen echte risicofactor voor vrouwen is en maar een kleine risicofactor vormt voor mannen boven de 50 jaar. Uit het CARE onderzoek kwam naar voren dat er geen verband kon worden gelegd tussen de mate waarin het cholesterolgehalte daalde en het uiteindelijke resultaat. Met andere woorden het risico van een hartaanval hangt niet samen met een grote of kleine verlaging van het cholesterolgehalte. Men noemt dit in onderzoeken een gebrek aan exposure response, hetgeen wil zeggen dat de als oorzaak aangemerkte factoren in werkelijkheid een ondergeschikte rol spelen. Toch bleek dat statinen effectief zouden kunnen zijn bij het verminderen van risico's van hart-en vaatziekten.
Dr. Meiser onderzocht de werking van simvastitine bij ratten en concludeerde dat de ratten die simvastitine kregen toegediend aanzienlijk minder ziekte van de aderen door transplantatie kregen dan de groep die dat niet kreeg. Dit was echter niet te wijten aan cholesterolverlaging. Sterker nog bij de 'simvastitine-ratten' nam het LDL zelfs aanmerkelijk toe.

Moeten wij dan toch uit voorzorg allemaal maar simvastitine innemen? Uit de AFCAPS/TexCAPS-proef kon men concluderen dat: De kans om te overleven gedurende een periode van 4 tot 6 jaar is voor patiƫnten met hart-en vaatziekten en een verhoogd cholesterol die GEEN behandeling krijgen ongeveer 92%, de kans op overleving bij gebruik van statinen is 95%.
De absolute risicodaling is 0,2%. Dit houdt in dat er per jaar 499 mensen voor niets behandeld worden om bij 1 persoon ziekte te voorkomen.
In 1996 publiceerden de artsen Thomas Newman en Stephen Hulley de resultaten van hun onderzoek aangaande de relatie tussen het gebruik van statinen en kanker. Zij ontdekten dat Clofibraat en Gemfibrozil in ieder geval bij knaagdieren de groei van kanker stimuleerden. De latente periode, dus de periode van blootstelling aan een kankerverwekkende stof en het ontstaan van de eerste symptomen van kanker kan wel 20 jaar duren. Het ontbreken van controles tijdens de periode van statinen gebruik, betekent dat het onbekend is of statinen in de komende jaren voor een verhoogd percentage kankergevallen zal leiden.
Vandaag de dag worden er dus miljoenen mensen behandeld met medicijnen waarvan absoluut onbekend is wat de uiteindelijke effecten daarvan op langere termijn zijn. Newman en Hulley adviseren in hun rapport statinen alleen nog voor te schrijven aan mensen met een zeer hoog risico op coronaire hartkwalen. Mensen met een levensverwachting van meer dan 10 jaar zouden het volgens hen niet moeten gebruiken. Tot deze categorie behoren ook de mensen met een verhoogd cholesterol. Toch zijn deze mensen juist de doelgroep voor het gebruik van cholesterolverlagende medicatie.

In het CARE onderzoek kwam naar voren dat borstkanker inderdaad meer voorkwam bij die vrouwen die statinen gebruikten. In de loop van het onderzoek kregen 12 vrouwen uit de statinengroep borstkanker. In de controle groep (dus zonder statinen) was dat er 1. Afgezet tegen een hele bevolkingsgroep zou 5 een 'normaal' aantal geweest zijn. In de statinen groep waren dat er ruim 2x zoveel.

De bijwerkingen van middelen zoals Zocor kunnen zijn: spierpijn, spierontstekingen, abnormale leverwerking, cataract (staar), hoofdpijn, huiduitslag, moeilijkheden bij anti-stollingsbehandelingen, diarree, slapeloosheid en depressie (Lancet 1992) en hoogstwaarschijnlijk een sterk verhoogde kans op kanker.
Dit alles afwegende moet iedereen voor zich maar uitmaken of deze nadelen opwegen tegenover de niet bewezen voordelen.

Na het lezen van diverse artikelen en onderzoeken over cholesterol, alsmede de ervaringen in de praktijk denk ik dat ik kan concluderen dat een verhoogd cholesterol niet de aanleiding tot is, maar het gevolg van.

Klassiek homeopatische behandeling van mensen met welke symptomen dan ook, gebeurt altijd op basis van totaliteit. In de natuurgeneeswijzen wordt regelmatig gebruik gemaakt van avocado, teunisbloemolie en visolie. Minder vlees en andere dierlijke producten en een toename in gebruik van olijfolie en lecithinegranulaat. Dit alles met goed resultaat.
Tijdens een klassiek homeopatische behandeling proberen we de oorzaak van de verhoging aan te pakken. In het geval van verhoogd cholesterol gebeurt dit regelmatig in combinatie met voedingsvoorschriften. (Bron: Medisch Dossier)

Voor meer informatie ga naar www.medischdossier.org .